Een van de bekendste wedstrijden uit de Friese schaatsgeschiedenis is de ‘Luisterrijke Vrouwen Schaatschen Rydparty’, die op 1 en 2 februari 1805 op de stadsgracht, de Westersingel, in Leeuwarden werd verreden.
Via advertenties waren vrouwen opgeroepen aan de wedstrijd deel te nemen en mee te dingen naar de destijds aantrekkelijke prijzen: een gouden oorijzer ter waarde van 105 gulden en een streng ‘gitten coralen’ (kralen van git: een hard, zwart materiaal) met een gouden slotje ter waarde van 31 gulden.
Grote belangstelling
Er werd op grote schaal gehoor gegeven aan de oproep. 130 rijdsters schreven zich in, meer kon de organisatie niet verwerken. De publieke belangstelling was eveneens overweldigend Op de eerste dag stonden er tussen de 10.000 en 12.000 toeschouwers langs de baan. Op de tweede dag stonden er nog meer.
De rijdsters reden in paren tegen elkaar op een baan van 148 meter en 65 centimeter. Het werd een afvalrace: wie verloor viel af, wie won, lootte een nieuwe tegenstandster. Aan het einde van de eerste dag was er nog geen winnaar en daarom was een tweede, beslissende dag, nodig.
De vele rijdsters schaatsten daarom ’s avonds weer naar huis. Dit waren vaak tochten van vele uren. Een 51-jarige deelneemster moest zelfs zeven uur schaatsen voor ze thuis was.
Getrouwde vrouwen niet welkom
Omdat de rijdsters in de ‘luchtigste kleeding’ reden kwam er kritiek op het vrouwenschaatsen. ‘Behalve het onderrokje, den halsdoek, muts met borstrok, staan zij daar gansch ongekleed’, schreef een verontwaardigde criticaster. Toch bleven de vrouwen schaatsen, al mochten getrouwde vrouwen vier jaar later niet meer meedoen. Het aantal deelnemers daalde daarmee in 1809 drastisch naar 64 rijdsters.
De discussie bleef gehele negentiende eeuw aanhouden. Zelfs voor de organisatie van de Elfstedentocht, waaraan pas vanaf 1985 vrouwen als wedstrijdrijdster mochten deelnemen.